Fúzje is in opdracht geschreven van de fanfare Ons Genoegen uit het Friese dorp Marssum ter gelegenheid van haar 100 jarig bestaan in 2001. Het werk heeft vier deeltjes die in elkaar overlopen. Er waren namelijk vier Heren Voogden over het Arme Vrouwen Gasthuis in Marssum waar deze compositie op gebaseerd is. Nu is dit gasthuis bekend als het Poptaslot. In het gehele werk is een dubbelthema te beluisteren enerzijds de Popta erfenis anderzijds de totstandkoming van Fanfare Ons Genoegen verbeeldend. Het eerste deeltje illustreert muzikaal de begrafenis van Dr. Henricus Popta in 1712. Een plechtige stoet draagt de overleden advocaat ten grave.Tegen het einde horen we (hoe treffend een der verenigingen heette Verdi en 2001 is namelijk ook nog het Verdi-jaar) een fragment van het doodsthema uit de laatste acte van A da van Giuseppe Verdi. De overgang naar het tweede deel is een reminiscentie aan het testament van Popta in sierlijke taal (akkordiek). Het tweede deel in driekwartsmaat verklankt de charme van de State maar voert tevens de muziekvereniging 'Onder Ons' ten tonele. Als overgang klinkt dan eerst weer Popta's 'laatste wil' waarna we een motiefje horen uit een ballet van de tweede acte van Verdi's A da. Het derde deel geeft het Arme Vrouwen Gasthuis weer. De carrévorm van het gebouw is gevuld met vrouwelijke charme. een vierkwartsmaat gevuld met ronde klanken. Ook dan weer Popta's 'uyterste en laetste' wille als overgang naar een laatste deel waarin de verenigingen 'Onder Ons' en 'Verdi' tot 'Ons Genoegen' worden samengesmeed. We horen eerst het oefenen van de orkesten met toonladders en drieklanken. Vervolgens duikt een fragment van de triomfmars van Verdi (A da) op tegen het 'Onder Ons' thema waarna een gezamenlijke mars wordt ingezet. Het geheel wordt nadat Popta zich vanuit zijn graf er nog even mee bemoeid heeft besloten met de oefen- en repetitiegeluiden want er zal toch altijd geoefend moeten worden om een klinkend resultaat te bereiken.